Hoofdstuk 6 herhalingsopgaven par 6.4

Opgave H6.8 IJzerchloride
IJzer(III)chloride wordt verhit in een atmosfeer van pure zuurstof.

De volgende reactie op: 4 FeCl3 (s) + 3 O2 (g) → 2 Fe2O3 (s) + 6 Cl2 (g)
Men verhit 3,00 mol FeCl3 in aanwezigheid van 2,00 mol O2.
Bereken hoeveel gram er van de stof overblijft die in overmaat aanwezig is.

uitwerking

Opgave H6.9 CFK’s
CFK’s zijn chloorfluorkoolwaterstoffen en werden vroeger gebruikt in spuitbussen en in koelkasten.
Een voorbeeld van zo’n CFK is freon-12: CCl2F2 (M = 121 g/mol).
Freon-12 kan als volgt geproduceerd worden:       3 CCl4  + 2 SbF3 → 3 CCl2F2  + 2 SbCl3 Bereken hoeveel gram antimoontrifluoride (M = 179 g/mol) nodig is om 1,00 kg freon-12 te produceren.
Tussenstappen:
a. Bereken het aantal mol freon-12
b. Geef de molverhouding van antimoontrifluoride en freon-12 in de reactievergelijking.
c. Hoeveel mol antimoontrifluoride heb je nodig.

uitwerking

H6.10 Salmiak
Salmiak, NH4Cl(s), kan gemaakt worden door waterstofchloride, HCl(g), te laten reageren met ammoniak, NH3(g).
a. Wat is de chemische naam voor salmiak?
b. Geef de reactievergelijking voor de vorming van salmiak.
c. Bereken hoeveel gram HCl en NH3 je nodig hebt om 25,0 gram salmiak te maken.
Tussenstappen:
• Bereken hoeveel mol salmiak 25,0 gram is.
• Schrijf de molverhouding op.
• Bereken het aantal mol waterstofchloride en ammoniak dat je nodig hebt.
• Bereken met behulp van de molaire massa de massa van ammoniak en waterstofchloride.

uitwerking

H6.11 Neerslagreactie
200 mL 0,250 M (mol/L) bariumchloride wordt gemengd met 10,0 gram natriumcarbonaat.
Hoeveel gram neerslag zal er ontstaan?
a) Geef van beide zouten de oplosreactie
Verhoudingsformule, T45A (goed oplosbaar)? Controleer ladingen + faseverandering
bij oplossen van vast zout naar losse ionen.
b) Welke neerslag ontstaat er? Toon aan d.m.v. een reactievergelijking.
T45A   neerslag (ontstaat een vaste stof) vanuit opgeloste ionen!
c)
Bereken het aantal mol beginstoffen : n(BaCl2 )en n(Na2CO3)
Van massa naar mol en van een oplossing naar mol.
d)
Welke stof is de beperkende factor?
Kijk naar de verhouding volgens de reactievergelijking en naar wat er werkelijk aanwezig is.
e)
Hoeveel gram neerslag kan er ontstaan?
Van mol naar massa.

Uitwerking

H6.12 Aluminiumbromide
10,0 gram Aluminium reageert met 20,0 mL vloeibaar broom tot aluminiumbromide.
Noteer een kloppende reactievergelijking.
a) Bereken het aantal mol van de beginstoffen.
b) Bereken de beperkende factor a.d.h.v. molverhouding.
c) Bereken hoeveel gram aluminiumbromide kan ontstaan.
d) Bereken hoeveel gram aluminiumbromide zal ontstaan.

Uitwerking