Hoofdstuk 6 uitwerking herhalingsopgaven paragraaf 6.1

Opgave H6.1 Atomen en moleculen 1

a. 1 mol CH4 heeft 6,022·1023 moleculen CH4
b. 1 mol CH4 heeft 6,022·1023 C-atomen
c. 1 mol CH4 heeft 4 × 6,022·1023 H-atomen

Opgave H6.2 Atomen en moleculen 2
a.  aantal moleculen = n·NA = 0,350 × 6,022·1023 = 2,11·1023
b. aantal H-atomen = 12 × 2,11·1023 = 2,54·1024
c. aantal moleculen in 0,25 mol Ca(NO3)2= n·NA = 0,25 × 6,022·1023 = 1,51·1023
d. aantal zuurstofatomen in 0,25 mol Ca(NO3)2 = 6 × 1,51·1023 = 9,03·1023
e. aantal moleculen in 1,5 mol Na2CO3 = n·NA = 1,50 × 6,022·1023 = 9,03·1023
f. aantal zuurstofatomen in 1,5 mol Na2CO3 = 3 × 9,03·1023= 2,71·1024